HOOFDSTUK 1

Jeugd

Verlaten en verkozen

De adoptie

Toen Paul Jobs na de Tweede Wereldoorlog uit de United States Coast Guard (USCG) werd ontslagen, sloot hij een weddenschap af met zijn medebemanningsleden. Ze waren in San Francisco aangekomen waar hun schip uit de vaart genomen zou worden en Paul wedde dat hij binnen twee weken een vrouw gevonden zou hebben om mee te trouwen. Hij was een nette machinist met tattoos, was ruim 1,80 m lang en leek enigszins op James Dean. Maar het was niet zijn uiterlijk dat hem een afspraakje bezorgde met Clara Hagopian, de lieftallige dochter van Armeense immigranten. Dat was het feit dat hij en zijn vrienden over een auto beschikten en die had de groep waarmee zij die avond oorspronkelijk uit zou gaan, niet. Tien dagen later, in maart 1946, verloofden Paul en Clara zich en won hij zijn weddenschap. Het zou een gelukkig huwelijk blijken, dat duurde tot het overlijden van een van de partners meer dan veertig jaar later.

Paul Reinhold Jobs was opgegroeid op een melkveehouderij in Germantown, Wisconsin. Zijn vader was verslaafd aan alcohol en sloeg hem soms, maar Paul ontwikkelde onder zijn getaande uiterlijk een vriendelijke en rustige instelling. Nadat hij high school voortijdig had verlaten, zwierf hij door de Midwest en leefde van baantjes als monteur tot hij, 19 jaar oud, dienst nam bij de Coast Guard, al kon hij toen niet eens zwemmen. Hij werd geplaatst op de USS M.C. Meigs en was een groot deel van de oorlog betrokken bij het verschepen van troepen naar Italië voor het leger van generaal Patton. Zijn talent als machinist en stoker werd met eervolle vermeldingen beloond, maar af en toe haalde hij zich kleine problemen op de hals en hij werd nooit verder bevorderd dan tot de rang van matroos 1e klasse.

Clara was geboren in New Jersey, waar haar ouders terecht waren gekomen nadat ze voor de Turken uit Armenië waren gevlucht. Toen ze nog een kind was, waren ze verhuisd naar het Mission District in San Francisco. Ze droeg een geheim met zich mee dat ze slechts aan weinigen vertelde: ze was al eens getrouwd geweest, maar haar man was in de oorlog omgekomen. Dus toen ze met Paul Jobs een eerste afspraakje maakte, wilde ze graag opnieuw beginnen.

Zoals zovelen die de oorlog hebben meegemaakt, hadden ze zoveel doorstaan dat ze alleen nog maar ergens rustig wilden gaan wonen, een gezinnetje stichten en een wat minder spannend leven leiden. Ze hadden weinig geld en verhuisden daarom naar Wisconsin, waar ze een paar jaar bij Pauls ouders woonden, en gingen daarna naar Indiana, waar hij bij International Harvester een baan kreeg als machinist. Zijn hobby was echter het knutselen aan oude auto’s en hij verdiende in zijn vrije tijd bij door die te kopen, te repareren en weer te verkopen. Na een tijdje zei hij zijn baan op en werd hij fulltime verkoper van opgeknapte, gebruikte auto’s.

Clara was echter dol op San Francisco en in 1952 wist zij haar man over te halen om daar naartoe terug te verhuizen. Ze huurden een appartement in het Sunset District met uitzicht op de Stille Oceaan, net ten zuiden van het Golden Gate Park, en hij kreeg een baan bij een financieringsmaatschappij als repo man, die auto’s moest openbreken van mensen die hun lening niet op tijd afbetaalden om ze in beslag te nemen. Ook kocht, repareerde en verkocht hij wel eens zo’n auto en verdiende hij een behoorlijk inkomen.

Maar er ontbrak toch nog iets in hun leven. Ze wilden kinderen, maar Clara had een buitenbaarmoederlijke zwangerschap gehad – waarbij een bevrucht eitje zich in de eileider had genesteld in plaats van in de baarmoeder – en daardoor kon ze geen kinderen meer krijgen. Daarom gingen ze in 1955, negen jaar na hun huwelijk, uitkijken naar de mogelijkheden om een kind te adopteren.

Net als Paul Jobs kwam Joanne Schieble uit een boerengezin van Duitse afkomst in Wisconsin. Haar vader, Arthur Schieble, was aan de rand van Green Bay neergestreken, waar hij en zijn vrouw een nertsenfokkerij dreven en met succes enkele andere bedrijfjes leidden, van makelaardij tot het maken van fotogravures. Hij was erg streng, vooral waar het aankwam op de liefjes van zijn dochter, en hij had zich sterk verzet tegen haar eerste vriendje, een kunstenaar die niet eens katholiek was. Het is dus geen verrassing dat hij dreigde Joanne voorgoed het huis uit te zetten toen ze als student aan de universiteit van Wisconsin verliefd werd op Abdulfattah ‘John’ Jandali, een islamitische onderwijsassistent uit Syrië.

Jandali was de jongste van negen kinderen van een prominente Syrische familie. Zijn vader bezat olieraffinaderijen en talloze andere bedrijven en grote stukken grond bij Damascus en Homs, en beheerste op een gegeven moment zelfs grotendeels de prijs van tarwe in de regio. Net als de Schiebles vonden de Jandali’s onderwijs van het grootste belang; generaties lang waren jonge familieleden naar Istanbul en de Sorbonne gestuurd om daar te studeren. Abdulfattah Jandali had op een kostschool van de jezuïeten gezeten, ook al was hij moslim, en haalde zijn eerste jaar aan de Amerikaanse universiteit in Beiroet voordat hij naar de universiteit van Wisconsin ging om verder te studeren en daar assistent werd voor het geven van onderwijs in politieke wetenschappen.

In de zomer van 1954 ging Joanne met Abdulfattah naar Syrië. Ze brachten twee weken in Homs door, waar ze van zijn familie leerde hoe je Syrische gerechten moet bereiden. Toen ze in Wisconsin terug waren, ontdekte Joanne dat ze zwanger was. Ze waren beiden 23 jaar oud, maar besloten toch om nog niet te trouwen. Haar vader lag op sterven en hij had gedreigd haar te onterven als ze met Abdulfattah trouwde. Abortus lag in een katholieke gemeenschap niet voor de hand. En dus ging Joanne in 1955 naar San Francisco waar ze werd opgevangen door een vriendelijke dokter die onderdak bood aan ongehuwde moeders, hielp bij de bevalling en adoptieouders zocht voor de baby’s.

Joanne stelde bij dat laatste een voorwaarde: haar kind moest geadopteerd worden door ouders die minstens college hadden afgerond. De dokter zorgde er dan ook voor dat de baby geplaatst zou worden bij een advocaat en zijn vrouw. Maar toen de jongen geboren werd – op 24 februari 1955 – besloot het echtpaar dat het toch maar liever een meisje wilde en trok zich terug. Zo werd de jongen niet de zoon van een advocaat, maar van een man die zijn middelbare school niet eens had afgemaakt en als monteur werkte, en een liefhebbende vrouw die boekhoudster was. Paul en Clara noemden hun net verworven kindje Steven Paul Jobs.

Maar Joanne had geëist dat de nieuwe ouders van haar baby afgestudeerd zouden zijn, en toen ze erachter kwam dat haar zoon geplaatst was bij een stel dat niet eens high school had afgemaakt, weigerde ze de adoptiepapieren te tekenen. Die patstelling duurde weken, terwijl Steve inmiddels al in het huishouden van de Jobs was opgenomen. Uiteindelijk legde Joanne zich erbij neer, maar op voorwaarde dat het paar beloofde – en er zelfs voor tekende – dat ze een fonds in het leven zouden roepen om de jongen naar college te kunnen sturen.

Er was nog een andere reden waarom Joanne aarzelde met het tekenen van de adoptiepapieren. Haar vader zou gauw sterven en ze was van plan om direct daarna met Jandali te trouwen. Ze hoopte – zo vertelde ze later aan familieleden, soms in tranen bij de herinnering – dat als ze eenmaal getrouwd waren, de jongen terug konden krijgen.

Arthur Schieble overleed in augustus 1955, een paar weken na afronding van de adoptie. Kort na Kerstmis van dat jaar trouwden Joanne en Abdulfattah Jandali in de katholieke kerk van Sint Filippus de Apostel in Green Bay. Het jaar daarop promoveerde Abdulfattah in de internationale politieke wetenschappen en in 1957 kregen ze nog een kind, een meisje dat de naam Mona kreeg. Nadat zij en Abdulfattah in 1962 waren gescheiden, begon voor Joanne een dromerig en zwervend bestaan dat haar dochter – die zou uitgroeien tot de schrijfster Mona Simpson – zou beschrijven in haar aangrijpende roman Anywhere But Here. Steve’s adoptie was zonder tussenkomst van een bureau geregeld, waardoor het twintig jaar zou duren voordat de familieleden elkaar weer zouden ontmoeten.

Steve Jobs wist al jong dat hij geadopteerd was. ‘Mijn ouders waren hierover erg open tegen me,’ vertelde hij. Hij kon zich nog goed voor de geest halen hoe hij, 6 of 7 jaar oud, op het grasveld voor hun huis zat en het vertelde aan het meisje dat aan de overkant van de straat woonde. ‘Dus betekent dat dat je echte ouders je niet wilden?’ vroeg het meisje. ‘Ooooh, er gingen bliksemschichten door mijn hoofd,’ vertelde Jobs. ‘Ik herinner me hoe ik huilend het huis inrende. En mijn ouders zeiden: “Nee, dat moet je anders zien.” Ze waren heel serieus en keken me aan. Ze zeiden: “We hebben jou speciaal uitgezocht.” Mijn beide ouders zeiden dat en herhaalden het langzaam voor me. En ze benadrukten ieder woord van die zin.’

Verlaten. Verkozen. Speciaal. Die concepten gingen deel uitmaken van wie Jobs was en hoe hij zichzelf zag. Zijn beste vrienden denken dat de wetenschap dat hij bij zijn geboorte was weggedaan, wel een paar littekens heeft achtergelaten. ‘Volgens mij komt zijn wens om de complete beheersing te hebben over wat hij ook maakt, direct voort uit zijn persoonlijkheid en het feit dat hij bij zijn geboorte werd afgestaan,’ aldus zijn collega Del Yocam. ‘Hij wil zijn omgeving beheersen en hij ziet een product als een verlengstuk van zichzelf.’ Greg Calhoun, die vlak na college goed bevriend met hem werd, zag nog een ander gevolg. ‘Steve praatte veel met me over dat hij verlaten was en de pijn die dat veroorzaakte,’ zei hij. ‘Het maakte hem onafhankelijk. Hij leefde op het ritme van een andere drummer, en dat kwam doordat hij in een andere wereld zat dan waarin hij was geboren.’

Later, toen hij net zo oud was (23) als zijn biologische vader was geweest toen die hem verliet, werd Jobs zelf vader en verliet hij op zijn beurt zijn kind Lisa. (Uiteindelijk zou hij wel de verantwoordelijkheid voor haar nemen.) Chrisann Brennan, de moeder van Lisa, vertelde dat Jobs door het geadopteerd zijn, ‘vol glasscherven’ zat en dat dat iets van zijn gedrag helpt verklaren. ‘Hij die verlaten is, is een verlater,’ zei ze. Andy Hertzfeld, die begin jaren tachtig bij Apple nauw met Jobs samenwerkte, is een van de weinigen die met zowel Brennan als Jobs bevriend bleef. ‘De voornaamste vraag over Steve is waarom hij zichzelf soms niet kan tegenhouden om zo bedachtzaam koud te zijn en bepaalde mensen pijn te doen,’ zei hij. ‘Dat gaat terug op het afgestaan worden na de geboorte. Het echte fundamentele probleem in Steve’s leven is het thema van verlaten zijn.’

Jobs verwierp dit. ‘Er heerst wel de gedachte dat ik, omdat ik afgestaan ben, heel hard werkte zodat ik het goed zou doen en mijn ouders zouden wensen dat ze me terug wilden of dat soort onzin, maar dat is belachelijk,’ zei hij. ‘De wetenschap dat ik geadopteerd ben, kan me het gevoel gegeven hebben dat ik onafhankelijker was, maar ik heb me nooit verlaten gevoeld. Ik heb me wel altijd bijzonder gevoeld. Mijn ouders zorgden ervoor dat ik me bijzonder voelde.’ Later zou hij nijdig worden als iemand over Paul en Clara sprak als zijn ‘adoptieouders’ of liet doorschemeren dat zij niet zijn ‘echte ouders’ waren. ‘Zij waren duizend procent mijn ouders,’ zei hij. Maar als hij het aan de andere kant had over zijn biologische ouders, dan zei hij kortaf: ‘Ze waren mijn sperma- en eibank – dat is niet ongevoelig, zo was het nu eenmaal, een spermabank en zo, niet meer dan dat.’

Silicon Valley

De jeugd die Paul en Clara Jobs voor hun zoontje inrichtten, was op velerlei manieren kenmerkend voor eind jaren vijftig. Toen Steve 2 jaar oud was, adopteerden ze ook een dochter, Patty. Drie jaar later verhuisden ze naar een nieuwbouwwijk. De financieringsmaatschappij waar Paul nog steeds voor werkte als repo man, had hem overgeplaatst naar hun kantoor in Palo Alto, maar hij kon het zich niet permitteren om daar te wonen en dus kwamen ze bij een vestiging terecht in Mountain View, een minder duur plaatsje vlak ten zuiden daarvan.

Daar probeerde Paul Jobs zijn liefde voor techniek en auto’s op zijn zoon over te brengen. ‘Steve, vanaf nu is dit jouw werkbank,’ zei hij terwijl hij een stuk van de tafel in de garage aanwees. Jobs herinnerde zich hoezeer hij onder de indruk was van zijn vaders nadruk op vakmanschap. ‘Volgens mij was mijn vaders gevoel voor ontwerpen behoorlijk goed,’ zei hij, ‘want hij wist hoe je dingen moest maken. Als we een kast nodig hadden, dan maakte hij die. Toen hij ons tuinhek maakte, gaf hij me een hamer zodat ik dat samen met hem kon doen.’

Vijftig jaar later staat dat hek nog steeds om de achter- en zijtuin van het huis in Mountain View. Terwijl Jobs het me liet zien, streek hij liefdevol langs de planken van de palissade en vertelde hij me de les die zijn vader hem had geleerd. Het was belangrijk, had zijn vader gezegd, om de achterkant van kasten en hekken goed in elkaar te zetten, ook al waren die niet te zien. ‘Hij deed de dingen graag goed. Hij gaf zelfs om de onderdelen die je niet kon zien.’

Zijn vader bleef tweedehandsauto’s opknappen en verkopen en hij versierde de garage met foto’s van zijn favoriete modellen. Zijn zoon wees hij op details van het ontwerp – de lijnen, de grille, het chroom, de afwerking van de stoelen. Na zijn werk trok hij zijn overall aan en ging hij naar de garage, vaak met Steve achter zich aan. ‘Ik dacht dat ik hem een beetje technische vaardigheden bij kon brengen, maar hij wilde zijn handen er eigenlijk niet aan vuil maken,’ vertelde Paul later. ‘Hij had nooit echt veel belangstelling voor technische dingen.’

Dat gepruts onder de motorkap vond Steve niet direct leuk. ‘Ik had weinig belangstelling voor het repareren van auto’s. Maar ik was wel graag bij mijn vader.’ Zelfs toen hij zich steeds bewuster werd van het feit dat hij geadopteerd was, raakte hij meer en meer aan zijn vader gehecht. Toen hij ongeveer 8 jaar oud was, vond hij een foto van zijn vader die gemaakt was in de tijd dat hij nog bij de Coast Guard zat. ‘Hij staat daar in de machinekamer en heeft zijn shirt uit en ziet eruit als James Dean. Het was een van die momenten van Oh, wow voor een kind. Wow, oh, mijn ouders zijn ook ooit jong geweest en waren echt knap.’

Via auto’s liet zijn vader Steve kennismaken met elektronica. ‘Hij had niet echt een diepgaande kennis van elektronica, maar in auto’s en in andere dingen die hij repareerde, kwam hij het vaak tegen. Hij legde me de basisprincipes van de elektronica uit en daar raakte ik zeer in geïnteresseerd.’ Nog interessanter waren de uitjes om onderdelen te zoeken. ‘Ieder weekeinde gingen we wel naar een autosloper. We zochten dan een dynamo, een carburateur en allerlei andere motoronderdelen.’ Hij herinnerde zich hoe zijn vader dan aan de toonbank onderhandelde. ‘Hij kon goed afdingen omdat hij beter dan die mannen achter de toonbank wist wat die onderdelen moesten kosten.’ Zo konden zijn ouders ook de belofte nakomen die ze hadden afgelegd toen Steve geadopteerd werd. ‘Het fonds voor mijn studie was afkomstig van mijn vader die $ 50 betaalde voor een Ford Falcon of een ander wrak dat niet meer liep, er daarna een paar weken aan sleutelde, om hem daarna te verkopen voor $ 250 – zonder het de IRS te vertellen.’ De IRS is de belastingdienst.

Het huis van de Jobs, 286 Diablo Avenue, was net als de andere huizen van de buurt gebouwd door projectontwikkelaar Joseph Eichler, wiens bedrijf tussen 1950 en 1974 in verscheidene nieuwbouwprojecten in Californië meer dan 11.000 huizen heeft neergezet. Eichler was geïnspireerd door Frank Lloyd Wrights visie van eenvoudige, moderne huizen voor de ‘doorsnee-Amerikaan’ en bouwde goedkope huizen met veel ramen, weinig binnenmuren, zichtbare balkenconstructies, vloeren van betonplaten en een heleboel glazen schuifdeuren. ‘Eichler deed het geweldig,’ zei Jobs tijdens een van onze wandelingen door de buurt. ‘Zijn huizen waren mooi en goedkoop en goed. Ze brachten een duidelijk ontwerp en een eenvoudige smaak onder mensen met een laag inkomen. Ze hadden ook een paar indrukwekkende dingen, zoals vloerverwarming. Je legde er vloerbedekking op en we hadden als kinderen heerlijk warme vloeren.’

Jobs vertelde dat zijn waardering voor Eichlers huizen hem zijn passie bijbracht voor het ontwerpen van mooie producten voor de consumentenmarkt. ‘Ik vind het heerlijk om een echt fantastisch ontwerp en eenvoudige gebruiksmogelijkheden mee te geven aan iets wat niet te veel kost,’ zei hij terwijl hij op de strakke elegantie wees van Eichlers huizen. ‘Dat is de oorspronkelijke visie van Apple. Dat is wat we probeerden te doen met de eerste Mac. Dat deden we bij de iPod.’

Aan de overkant van de straat tegenover de Jobs woonde een man die succes had als makelaar. ‘Hij was helemaal niet zo slim,’ vertelde Jobs, ‘maar hij leek wel een fortuin te verdienen. Dus dacht mijn vader: “Dat kan ik ook.” Ik herinner me hoe hard hij werkte. Hij ging naar de avondschool, haalde zijn diploma en ging in het onroerend goed. En toen zakte de huizenmarkt in.’ Toen Steve op de basisschool zat, had het gezin het een jaar of zo financieel heel erg moeilijk. Zijn moeder nam een baan aan als boekhoudster bij Varian Associates, een bedrijf dat wetenschappelijke instrumenten maakte, en ze namen een tweede hypotheek. Op een dag vroeg zijn onderwijzer van fourth grade [groep 6]: ‘Wat begrijp je nog niet van het heelal?’ Jobs antwoordde: ‘Ik begrijp niet waarom mijn vader plotseling geen geld meer heeft.’ Hij bleef echter heel trots op zijn vader omdat die geen slaafse houding aan ging nemen of erg gehaaid werd waardoor hij een betere verkoper had kunnen zijn. ‘Je moest slijmen bij de mensen om nog onroerend goed te verkopen en daar was hij niet erg goed in en het was zijn aard niet. Daar bewonderde ik hem om.’ Paul Jobs werd weer monteur.

Zijn vader was rustig en vriendelijk, karaktertrekken die zijn zoon later meer prees dan dat hij ze overnam. Ook was hij resoluut.

==

Naast ons woonde een technicus die bij Westinghouse werkte aan fotovoltaïsche cellen, zonnecellen. Hij was ongetrouwd, type beatnik en had een vriendin. Ze paste wel eens op me. Mijn beide ouders werkten, dus ging ik direct uit school een paar uur naar hun huis. Hij was vaak dronken en sloeg haar af en toe. Op een avond kwam ze naar ons toe, doodsbang, en hij kwam stomdronken achter haar aan. Mijn vader ging voor hem staan – hij zei, zij is hier, maar jij komt er niet in. Hij stond daar gewoon. We denken graag dat alles in de jaren vijftig zo idyllisch was, maar deze vent was een van die technici die hele levens hebben verwoest.

Wat die buurt nu anders maakte dan duizenden andere nieuwbouwbuurten in heel Amerika, was dat zelfs de nietsnutten vaak technici waren. ‘Toen we hier kwamen wonen, stonden er op alle hoeken nog abrikozen- en pruimenboomgaarden,’ aldus Jobs. ‘Maar toen werd de buurt al gauw uitgebreid omdat het leger hier zoveel ging investeren.’ Jobs leerde de geschiedenis van de valley uit zijn hoofd en ontwikkelde het verlangen om er zelf een rol in te gaan spelen. Edwin Land van Polaroid vertelde hem later dat Eisenhower hem had gevraagd om te helpen bij de bouw van de camera’s van het spionagevliegtuig de U-2 om te kunnen zien hoe groot de sovjetdreiging precies was. De film werd uit de camera in het vliegtuig in een blik gestopt en naar het NASA Ames Research Center in Sunnyvale, niet ver van waar Jobs woonde, gebracht. ‘De eerste computerterminal die ik ooit zag, was toen mijn vader me een keer meenam naar het Ames Center,’ vertelde hij. ‘Ik was op slag verliefd.’

In de jaren vijftig vestigden zich meer bedrijven in de buurt, die voor Defensie werkten. In 1956 werd naast het NASA-centrum de Mis-siles and Space Division van Lockheed gevestigd, waar ballistische raketten voor lancering vanaf duikboten werden gebouwd; toen Jobs vier jaar later uit de buurt vertrok, werkten daar 20.000 mensen. Een paar honderd meter verderop bouwde Westinghouse een fabriek voor de productie van buizen en transformators voor raketsystemen. ‘Je had daar al die hypermoderne militaire bedrijven,’ vertelde hij. ‘Het was geheimzinnig en hightech en het maakte het leven daar heel spannend.’

In het spoor van de defensiebedrijven ontstond hier een bloeiende economie die gebaseerd was op technologie. De wortels daarvan gingen terug tot 1938 toen Dave Packard en de vrouw met wie hij net getrouwd was, Lucile Salter, de eerste verdieping van een huis in Palo Alto betrokken, waar een schuurtje bij hoorde waar zijn vriend Bill Hewlett zich al gauw in vestigde. Het huis had ook een garage – een aanbouw die zowel nuttig als emblematisch zou worden voor de valley – waarin ze wat prutsten tot ze hun eerste product hadden gemaakt, een oscillator. In de jaren vijftig was Hewlett-Packard een snel groeiend bedrijf dat technische instrumenten produceerde.

Gelukkig was er vlakbij ruimte voor ondernemers die hun garage ontgroeid waren. Frederick Terman, het hoofd van de technische faculteit van Stanford University, had het initiatief genomen dat het gebied tot de kraamkamer van de technologische revolutie zou transformeren. Er kwam een bedrijventerrein van 280 ha waar particuliere bedrijven de ideeën van zijn studenten verder konden ontwikkelen en produceren. De eerste huurder was Varian Associates, waar Clara Jobs werkte. ‘Terman kwam met dit geweldige idee, dat er meer dan wat dan ook voor heeft gezorgd dat de technologische industrie juist hier gevestigd werd,’ aldus Jobs. Toen Jobs 10 jaar was, had HP 9000 mensen in dienst en was het het bedrijf geworden waar iedere technicus die geld wilde verdienen, bij wilde werken.

De belangrijkste technologie die verantwoordelijk was voor de ontwikkeling van het gebied was natuurlijk de semiconductor of halfgeleider, die onderdeel uitmaakt van bijna alle elektronische componenten. William Shockley, mede-uitvinder van een van de belangrijkste halfgeleiders, de transistor, bij Bell Labs in New Jersey, verhuisde naar Mountain View en begon in 1956 met de bouw van transistors van silicium in plaats van het duurdere germanium, dat daar toen voornamelijk voor werd gebruikt. Maar Shockley werd steeds excentrieker en stopte het project, waarna acht van zijn technisch ontwerpers – onder wie Robert Noyce en Gordon Moore – ontslag namen en Fairchild Semiconductor oprichtten. Dat bedrijf groeide uit tot 12.000 werknemers, maar viel in 1968 uiteen toen Noyce de machtsstrijd verloor om CEO te worden. Samen met Gordon Moore stichtte hij daarop een bedrijf dat ze de naam Integrated Electronics Corporation gaven, maar die kortten ze slim af tot Intel. De derde werknemer was Andrew Grove, die het bedrijf in de jaren tachtig tot grote bloei bracht door de aandacht te verschuiven van geheugenchips naar microprocessors. Binnen een paar jaar maakten ruim vijftig bedrijven in de buurt allerlei halfgeleiders.

De exponentiële groei van deze industrie vertoonde een grote correlatie met een befaamd verschijnsel dat door Moore was ontdekt. In 1965 tekende hij een grafiek van de snelheid van geïntegreerde schakelingen, gebaseerd op het aantal transistors dat op een chip kon worden samengebracht, en liet zien dat dat aantal iedere twee jaar verdubbelde en dat te verwachten was dat dat zo doorging. Dit werd in 1971 nog eens bevestigd toen Intel erin slaagde om een complete centrale verwerkingseenheid, een CPU, op één chip te etsen – de Intel 404 – die zij ‘microprocessor’ noemden. De wet van Moore geldt nog steeds en door de prestaties op de prijs te projecteren, konden twee generaties jonge ondernemers, onder wie Steve Jobs en Bill Gates, de kosten en baten inschatten voor hun baanbrekende producten.

De chipsindustrie gaf het gebied een nieuwe naam toen Don Hoefler, columnist bij het vakweekblad Electronic News, in januari 1971 een serie begon met de titel ‘Silicon Valley USA’. De 65 km lange Santa Clara Valley, die zich uitstrekt van het zuiden van San Francisco via Palo Alto naar San Jose, heeft als commerciële ruggengraat El Camino Real, de koninklijke weg, die ooit de eenentwintig missiekerken in Californië met elkaar verbond en nu een drukke verbindingsweg is tussen gevestigde bedrijven en nieuwkomers, die ieder jaar samen verantwoordelijk zijn voor een derde van alle risicokapitaal dat in de VS wordt geïnvesteerd. ‘Tijdens mijn jeugd haalde ik inspiratie uit de geschiedenis van die plek,’ vertelde Jobs. ‘En daardoor wilde ik er deel van uit gaan maken.’

Net als de meeste kinderen werd hij bezield door de passies van de volwassenen om hem heen. ‘De meeste vaders in de buurt werkten aan echt mooie dingen, zoals zonnecellen en batterijen en radar,’ vertelde Jobs. ‘Toen ik opgroeide, had ik ontzag voor die dingen en stelde er iedereen vragen over.’ De belangrijkste van deze buren was Larry Lang, die zeven huizen verderop woonde. ‘Hij was mijn voorbeeld van hoe een technicus van HP eruit moest zien: een grote radioamateur en elektronicagek,’ vertelde Jobs. ‘Hij bracht dingen voor me mee om mee te spelen.’ Terwijl we naar het huis liepen waar Lang had gewoond, wees Jobs op de oprijlaan. ‘Hij nam een koolmicrofoon en een batterij en een speaker en die zette hij op de oprijlaan. Dan liet hij mij door de microfoon praten en kwam het versterkt uit de speaker.’ Jobs had echter van zijn vader geleerd dat microfoons altijd verbonden moesten zijn aan versterkers. ‘Dus rende ik naar huis en vertelde ik mijn vader dat hij zich vergiste.’

‘Nee, er is een versterker voor nodig,’ verzekerde zijn vader hem. En toen Steve zich hiertegen bleef verzetten, zei zijn vader dat hij geschift was. ‘Hij kan niet werken zonder versterker. Het moet een trucje zijn.’

‘Ik bleef maar nee tegen mijn vader zeggen en hem vertellen dat hij moest gaan kijken, en ten slotte liep hij met me mee door de straat en zag hij het zelf. En hij zei: “Well, I’ll be a bat out of hell.”

Jobs herinnert zich het voorval nog zo levendig omdat dit de eerste keer was dat hij besefte dat zijn vader niet alles wist. Toen overviel hem een verontrustender gedachte: dat hij slimmer was dan zijn ouders. Hij had altijd bewondering gehad voor het vakmanschap en het gezonde verstand van zijn vader. ‘Hij was geen geleerd man, maar ik vond hem altijd behoorlijk slim. Hij las wel niet veel, maar hij kon heel erg veel. Van bijna alles wat technisch was, kon hij verzinnen hoe het werkte.’ Maar met het incident met die koolmicrofoon begon een pijnlijk proces toen hij zich meer en meer ging realiseren dat hij intelligenter was en sneller dacht dan zijn ouders. ‘Het was een enorme gebeurtenis, die in mijn geest staat gegrift. Toen ik besefte dat ik slimmer dan mijn ouders was, voelde ik een enorme schaamte dat ik dat had durven denken. Dat moment zal ik nooit vergeten.’ Deze ontdekking, vertelde hij vrienden later, samen met het feit dat hij geadopteerd was, zorgde ervoor dat hij zich wat apart voelde staan – afgesneden en afgescheiden – van zowel zijn familie als de wereld.

Kort daarop kwam er nog een ander besef bij hem op. Niet alleen kwam hij erachter dat hij slimmer was dan zijn ouders, hij ontdekte ook dat zij dat wisten. Paul en Clara Jobs waren liefhebbende ouders en ze waren bereid hun leven aan te passen aan het gegeven dat ze een zoon hadden die heel intelligent was – en eigengereid. Ze deden hun uiterste best om hem te plezieren, om hem anders te behandelen. Al gauw kwam Steve ook hierachter. ‘Mijn beide ouders kregen mij. Ze voelden zich in hoge mate verantwoordelijk toen ze het gevoel kregen dat ik bijzonder was. Ze vonden manieren om me met dingen kennis te laten maken en me naar betere scholen te sturen. Ze waren bereid om zich aan mijn behoeften aan te passen.’

Hij groeide dus op met niet alleen het gevoel dat hij ooit verlaten was, maar ook met het idee dat hij bijzonder was. En volgens hem was dat laatste belangrijker bij de vorming van zijn persoonlijkheid.

School

Al voordat hij naar de basisschool ging, had zijn moeder hem leren lezen. Dit leidde echter tot problemen. ‘Ik verveelde me eigenlijk de eerste paar jaar, en dus zorgde ik ervoor dat ik in moeilijkheden kwam.’ Het werd al snel duidelijk dat Steve, door zowel afkomst als opvoeding, niet erg geneigd was om autoriteit te verdragen. ‘Ik kreeg op een andere manier met gezag te maken dan daarvoor, en ik vond er niets aan. Bijna hadden ze me te pakken, bijna slaagden ze erin om al mijn nieuwsgierigheid uit me te slaan.’

Zijn school, Monta Loma Elementary, enkele lage gebouwen uit de jaren vijftig, stond vier straten van zijn huis. Dat hij zich verveelde, bestreed hij met kattenkwaad. ‘Ik had een vriendje, Rick Ferrentino, en samen kwamen we in allerlei moeilijkheden,’ vertelde hij. ‘Zoals toen we aanplakbiljetten maakten en ophingen waarop een “neem-je-huisdier-mee-naar school-dag” aangekondigd werd. Het werd een gekkenhuis, met honden die katten achternazaten en de onderwijzers waren buiten zichzelf van woede.’ Een andere keer lieten ze kinderen de nummercombinatie van hun fietsslot vertellen. ‘Daarna gingen we naar buiten en verwisselden we al die sloten en kon niemand meer zijn fiets van het slot krijgen. Ze waren tot laat in de avond bezig om het allemaal weer goed te krijgen.’ Toen hij in third grade zat, werden zijn streken wat gevaarlijker. ‘Op een keer hadden we een of ander explosief onder de stoel van de onderwijzeres, mevrouw Thurman, gebonden en tot ontploffing gebracht. We hebben haar daarmee een zenuwtrek bezorgd.’

Het is dan ook niet verbazingwekkend dat hij, voor het einde van third grade, al twee of drie keer van school was gestuurd. Zijn vader was hem toen echter al gaan behandelen als een bijzonder kind en beheerst en vastberaden verwachtte hij van de school hetzelfde. ‘Kijk, het is niet zijn fout,’ zei Paul Jobs volgens zijn zoon tegen de onderwijzers. ‘Als jullie hem niet bij de les kunnen houden, dan is dat jullie fout.’ Jobs herinnerde zich niet dat zijn ouders hem ooit hebben gestraft voor wat hij op school uithaalde. ‘De vader van mijn vader was een dronkaard en sloeg hem met een riem, maar ik geloof niet dat ik ooit een pak slaag heb gekregen.’ Zijn beide ouders, voegde hij hieraan toe, ‘wisten dat de school fout zat met hun pogingen om me stomme dingen uit mijn hoofd te laten leren in plaats van me te stimuleren.’ Hij begon toen al dat mengsel te vertonen van gevoeligheid en ongevoeligheid, van prikkelbaarheid en onverschilligheid, dat zo kenmerkend is voor de rest van zijn leven.

Bij de overgang naar de volgende groep besloot de school dat het het beste zou zijn om Jobs en Ferrentino in verschillende groepen te zetten. De onderwijzeres van de groep met de wat snellere kinderen was Imogene ‘Teddy’ Hill, een moedige vrouw, en zij werd, in Jobs woorden, ‘een van de heiligen in mijn leven’. Nadat ze hem een paar weken had gadegeslagen, bedacht ze dat de beste manier om hem in de hand te houden, omkoping was. ‘Op een dag gaf ze me na school een werkboek vol wiskundeopgaven en zei dat ze wilde dat ik die thuis maakte. En ik dacht: “Ben je gestoord?” En toen pakte ze een van die enorme lolly’s, die wel de grootste van de wereld leken. Ze zei, als je klaar bent en je hebt de meeste goed, dan geef ik je deze lolly en ook nog vijf dollar. Ik gaf haar het boek na twee dagen terug.’ Na een paar maanden was er geen smeergeld meer nodig. ‘Ik wilde alleen maar leren om haar een plezier te doen.’

Ze beloonde hem met dingen als een hobbydoos voor het slijpen van een lens en het maken van een camera. ‘Van haar heb ik meer geleerd dan van welke andere leerkracht ook, en zonder haar was ik absoluut in de gevangenis beland.’ Het versterkte nog maar eens het idee dat hij bijzonder was. ‘In mijn groep was ik de enige om wie zij gaf. Zij zag iets in me.’

Het was echter niet louter intelligentie dat zij zag. Jaren later liet ze nog graag een foto zien die van die groep was gemaakt op Hawaii Day [de derde vrijdag van augustus]. Jobs was op school gekomen zonder het aangeraden hawaïhemd, maar toch staat hij op de foto vooraan met zo’n shirt aan. Hij had een klasgenoot om kunnen praten om het hem voor de gelegenheid uit te lenen.

Tegen het einde van fourth grade liet mevrouw Hill Jobs testen. ‘Ik scoorde op het niveau van de tweede klas high school,’ vertelde hij. Nu duidelijk was, niet alleen voor hemzelf en zijn ouders maar ook voor zijn leerkrachten, dat hij verstandelijk bijzonder was, deed de school het opmerkelijke voorstel om hem twee klassen over te laten slaan om van het einde van fourth grade direct naar het begin van seventh grade te gaan. Dat zou de beste manier zijn om hem uit te dagen, te stimuleren. Zijn ouders waren verstandiger en lieten hem één klas overslaan.

Maar de overgang was niet makkelijk. Hij was sociaal toch al een einzelgänger, die nu tussen kinderen van een jaar ouder zat. Erger nog was dat hij voor sixth grade naar een andere school moest: Crittenden Middle. Dat was maar acht straten van Monta Loma Elementary, maar in allerlei aspecten was het een andere wereld, gelegen in een buurt vol jeugdbendes. ‘Er werd iedere dag wel gevochten, en in de wc’s werd je afgeperst,’ schreef Michael S. Malone, journalist in Silicon Valley. ‘Er werden regelmatig messen meegenomen naar school om te laten zien hoe macho de eigenaar was.’ Rond de tijd dat Jobs er naar school ging, was net een groep leerlingen naar de gevangenis gestuurd voor groepsverkrachting, en de bus van een naburige school was verwoest nadat hun team dat van Crittenden had verslagen in een worstelwedstrijd.

Jobs werd er vaak gepest en midden in seventh grade stelde hij zijn ouders een ultimatum. ‘Ik stond erop dat ze me naar een andere school stuurden,’ vertelde hij. Financieel was dit een zware eis. Zijn ouders konden de touwtjes nauwelijks aan elkaar knopen. Maar op dat moment bestond er weinig twijfel over dat ze zich er uiteindelijk bij neer zouden leggen. ‘Toen ze tegenstribbelden, zei ik dat ik van school af zou gaan als ik terug moest naar Crittenden. Daarop zochten ze uit waar de beste scholen waren en schraapten iedere stuiver bij elkaar om voor $ 21.000 een huis in een betere buurt te kunnen kopen.’

Dat nieuwe huis stond slechts 4,5 km naar het zuiden in een voormalige abrikozenboomgaard in South Los Altos, die omgevormd was tot nieuwbouwwijk met allemaal dezelfde huizen. Hun huis met drie slaapkamers aan 2066 Crist Drive was gelijkvloers en had die o zo belangrijke aangebouwde garage met een roldeur aan de straatkant. Daar kon Paul Jobs aan auto’s sleutelen en zijn zoon met elektronica. Een ander belangrijk kenmerk was dat het net binnen de grens stond van het schooldistrict Cupertino-Sunnyvale, een van de veiligste en beste in de hele valley. ‘Toen ik daar naartoe verhuisde, waren er op deze hoeken nog boomgaarden,’ legde Jobs uit terwijl we voor zijn oude huis langsliepen. ‘De man die daar woonde, heeft me geleerd hoe je goed biologisch moet tuinieren en composteren. Hij verbouwde alles tot in de perfectie. Ik heb in mijn hele leven nooit beter gegeten. Toen ben ik biologisch fruit en groente gaan leren waarderen.’

Hoewel ze niet erg streng gelovig waren, wilden Jobs’ ouders hem wel een godsdienstige opvoeding geven en daarom namen ze hem de meeste zondagen mee naar de lutherse kerk. Daaraan kwam een eind toen hij 13 jaar was. Het gezin was geabonneerd op Life en in juli 1968 stond op het omslag van het blad een schokkende foto van een paar van honger stervende kinderen in Biafra. Jobs nam het omslag mee naar zondagsschool en confronteerde de dominee ermee. ‘Als ik een vinger opsteek, weet God dan al welke vinger ik op zal steken voordat ik het echt doe?’

De dominee antwoordde: ‘Ja, God weet alles.’

Toen haalde Jobs het omslag van Life tevoorschijn en vroeg: ‘Weet God hier ook van en wat er met die kinderen gebeuren gaat?’

‘Steve, ik weet dat je het niet begrijpt, maar zeker, God weet daarvan.’

Daarop verklaarde Jobs dat hij niets wilde weten van het vereren van zo’n God en is hij nooit meer naar de kerk gegaan. Wel heeft hij een paar jaar lang de grondbeginselen van het zenboeddhisme bestudeerd en geprobeerd die in de praktijk te brengen. Toen hij jaren later aan zijn spirituele gevoelens terugdacht, zei hij dat hij dacht dat religie op haar best was als die de spirituele ervaring benadrukt in plaats van een dogma te verspreiden. ‘Het beste verdwijnt uit het christendom als het te veel gebaseerd wordt op geloof in plaats van op leven als Jezus of de wereld zien zoals Jezus die zag,’ vertelde hij me. ‘Volgens mij zijn verschillende religies verschillende deuren van hetzelfde huis. Soms denk ik dat dat huis bestaat en soms ook niet. Dat is het grote mysterie.’

Jobs vader werkte inmiddels bij Spectra-Physics, een bedrijf in het nabijgelegen Santa Clara waar lasers werden gemaakt voor elektronische en medische apparatuur. Als bediener van de machines maakte hij de prototypen van producten die de ontwerpers ontwierpen. Zijn zoon was gefascineerd omdat ze perfect moesten zijn. ‘Lasers vereisen precisie,’ aldus Jobs. ‘De werkelijk verfijnde typen voor toepassingen in de luchtvaart of de geneeskunde moesten zeer precies zijn. Ze zeiden dan tegen mijn vader zoiets als: “Dit is wat we willen, en we willen het uit één stuk metaal zodat de uitzettingscoëfficiënt overal hetzelfde is.” En dan moest hij maar uitzoeken hoe hij dat deed.’ Van de meeste stukken bestonden geen voorbeelden en dat betekende dat Paul Jobs speciale gereedschappen en matrijzen moest ontwikkelen. Zijn zoon was gefascineerd, maar hij ging zelden mee naar de werkplaats. ‘Het zou best leuk zijn geweest als hij me had geleerd hoe ik een elektrische ijzerzaag en een draaibank moet bedienen. Maar jammer genoeg kwam ik er nooit, omdat ik meer belangstelling had voor elektronica.’

Tijdens een zomervakantie nam Paul Steve mee naar Wisconsin voor een bezoek aan de familieboerderij. Het landleven deed Steve weinig, maar de beelden bleven hem wel bij. Hij zag hoe een kalfje geboren werd en was echt verbijsterd toen het kleine beest binnen een paar minuten overeind krabbelde en begon rond te lopen. ‘Het was niet iets wat het dier had geleerd, maar het zat al in de hardware,’ zo drukte hij het uit. ‘Een mensenbaby kan dat niet. Ik vond het opmerkelijk, al vond verder niemand dat.’ Hij drukte het uit in termen van hardware en software. ‘Het leek alsof iets in de hersenen en in het lichaam van het dier gemaakt was om samen te werken, in plaats van dat het geleerd was.’

In ninth grade [3e klas high school] ging Jobs naar Homestead High, dat een uitgestrekte campus had met zwart geschilderde gebouwen van twee verdiepingen van cinderblocks (bouwmateriaal van sintels en cement). Er zaten 2000 leerlingen op. ‘De school was ontworpen door een beroemde architect van gevangenissen,’ vertelde Jobs. ‘Ze hadden het echt onverwoestbaar willen maken.’ Jobs was toen al van wandelen gaan houden en hij liep iedere dag de vijftien blokken naar school.

Hij kreeg nieuwe vrienden van zijn eigen leeftijd, maar ook leerde hij een paar jongens uit de hoogste klas kennen die helemaal opgingen in de alternatieve cultuur van eind jaren zestig. Het was de tijd waarin de werelden van de nerds en de hippies enige overlap gingen vertonen. ‘Mijn vrienden waren de echt slimme jongens,’ zei hij. ‘Ik had belangstelling voor wiskunde en natuur- en scheikunde en elektronica. Die hadden zij ook, naast belangstelling voor lsd en de hele trip tegen de bestaande cultuur.’

In die tijd hadden zijn kwajongensstreken altijd iets te maken met elektronica. Zo had hij een keer een systeem van speakers door het hele huis aangebracht. Maar speakers kunnen ook als microfoons dienen en hij had een controlepaneel gebouwd in zijn kast, waar hij kon afluisteren wat er elders in het huis gebeurde. Toen hij op een avond met koptelefoon op luisterde naar wat er in de slaapkamer van zijn ouders gebeurde, werd hij betrapt door zijn vader, die hem kwaad beval om het hele systeem af te breken. Vele avonden zat hij in de garage van Larry Lang, de technicus die in de straat woonde waar Jobs eerder had gewoond. Uiteindelijk schonk Lang hem de koolmicrofoon die hem zo gefascineerd had en liet hem kennismaken met Heathkits, doe-het-zelfbouwdozen voor het maken van zenders en andere elektronische instrumenten die toen zo populair waren bij de liefhebbers van de soldeerbout. ‘Alle printplaten en onderdelen van de Heathkits waren voorzien van kleurencodes, maar in de handleiding werd ook nog eens uitgelegd hoe alles werkte,’ vertelde Jobs. ‘Daardoor ging je beseffen dat je alles kon bouwen én begrijpen. Had je eenmaal een paar radio’s in elkaar gezet en zag je dan een tv in een reclamefolder, dan zei je, hé, dat kan ik ook bouwen, al was dat niet zo. Ik had wel heel veel geluk, want toen ik jong was, lieten zowel mijn vader als de Heathkits me geloven dat ik alles in elkaar kon zetten.’

Lang nam hem ook mee naar de Hewlett-Packard Explorer’s Club, een clubje van een stuk of vijftien schooljongens dat wekelijks op dinsdagavond in de bedrijfskantine bij elkaar kwam. ‘Ze haalden er dan een ontwerper bij van een van de labs om te praten over waar hij aan werkte,’ vertelde Jobs. ‘Mijn vader reed me ernaartoe. Ik vond het heerlijk. HP was een pionier op het gebied van licht uitstralende diodes, leds. We hadden het er dan over wat je ermee kon doen.’ Nu zijn vader voor een laserbedrijf werkte, was hij bijzonder geïnteresseerd in het onderwerp. Op een avond sprak hij na zo’n bijeenkomst een van HP’s laserpioniers en haalde hem over hem een rondleiding te geven door het holografielab. Maar de meest indruk maakten toch de kleine computers die het bedrijf toen aan het ontwikkelen was. ‘Daar zag ik voor het eerst een desktopcomputer. Het apparaat heette de 9100A en het was een soort opgewaardeerde rekenmachine, maar ook echt de eerste desktop. Hij was enorm, woog misschien wel 15 of 20 kilo, maar het was een pracht van een apparaat. Ik werd er op slag verliefd op.’

De kinderen van de Explorer’s Club werden aangemoedigd zelf projecten uit te voeren en Jobs besloot om een frequentiemeter te bouwen, die het aantal pulsjes per seconde in een elektronisch signaal telt. Hiervoor had hij een paar onderdelen nodig die HP maakte, en dus pakte hij de telefoon en belde de CEO. ‘In die tijd hadden mensen geen geheime nummers. Ik zocht dus gewoon Bill Hewlett op in Palo Alto en belde hem thuis op. Hij nam de telefoon op en praatte twintig minuten met me. Hij zorgde ervoor dat ik de onderdelen kreeg, maar ook een baantje in de fabriek waar ze frequentiemeters bouwden.’ Jobs had er een vakantiebaantje na zijn eerste jaar op Homestead High. ‘Mijn vader bracht me er ’s morgens naartoe en haalde me ’s avonds weer op.’

Zijn werk bestond vooral uit ‘alleen bouten en moeren op dingen draaien’ aan een lopende band. Er bestond wel enige rancune onder zijn collega’s tegen die streberige knul die hier een plaatsje had gekregen door de CEO te bellen. ‘Ik herinner me dat ik tegen een van de opzichters zei, “Ik hou hiervan, ik hou hiervan” en hem toen vroeg waar hij het meest van hield. En hij zei: “Neuken, neuken.”’ Makkelijker was het voor Jobs om zich populair te maken bij de ontwikkelaars, die een verdieping hoger werkten. ‘Zij kregen iedere morgen om 10 uur koffie met donuts. Dus dan ging ik naar boven en hing daar wat rond.’

Jobs vond het heerlijk om te werken. Hij had ook een krantenwijk – als het regende reed zijn vader hem met de auto rond – en in de weekeinden en de zomer van zijn tweede jaar werkte hij als magazijnbediende in een donkere elektronicawinkel, Haltek. Maar het bedrijf was voor elektronica wat een autokerkhof was voor auto-onderdelen: een paradijs voor struiners met de omvang van een heel woonblok met nieuwe, gebruikte, voor recycling ingeruilde en overtollige componenten die opgestapeld lagen op de planken van pakhuizen, ongesorteerd in vaten gestort waren of buiten op het terrein opgeslagen. ‘Achter het gebouw, aan San Francisco Bay, hadden ze nog een terrein met een hek eromheen waar dingen lagen als het binnenwerk van een Polaris-onderzeeër, dat eruit was gehaald en verkocht voor hergebruik van de onderdelen,’ vertelde hij. ‘Alle meters en knoppen zaten er nog aan. De kleuren waren militair groen en grijs, maar ze hadden schakelaars en afschermkappen van lampen in oranje en rood. Er zaten ook van die oude, grote schakelaars in en als je die omzette, dat was geweldig, je had het gevoel alsof je Chicago opblies.’

Bij de houten toonbank vooraan in de winkel, waar dikke catalogi met gescheurde omslagen lagen, dongen klanten af op de prijs van schakelaars, weerstanden, condensatoren en soms over de modernste geheugenchips. Zijn vader deed dat altijd voor zijn auto-onderdelen en hij had daar succes mee omdat hij de waarde ervan beter kende dan de bedienden. Jobs deed dat na. Hij verzamelde kennis van elektronicaonderdelen en scherpte die aan door zijn liefde voor zakendoen en winst maken. Hij bezocht vlooienmarkten voor elektronicaliefhebbers, dong af op een of andere tweedehands printplaat waar een paar waardevolle chips of andere componenten op zaten en verkocht die dan aan zijn manager bij Haltek.

Jobs kon, met hulp van zijn vader, zijn eerste auto kopen toen hij 15 jaar was. Het was een tweekleurige Nash Metropolitan waar zijn vader een MG-motor in had gezet. Jobs vond hem niet echt mooi, maar hij wilde dat niet tegen zijn vader zeggen of de kans voorbij laten gaan om een eigen auto te bezitten. ‘Achteraf lijkt een Nash Metropolitan misschien wel de ongelooflijkste coole auto,’ zei hij later. ‘Maar toen was het de meest uncoole auto ter wereld. Maar het was een auto, en dat was geweldig.’ Binnen een jaar had hij met al zijn baantjes voldoende gespaard om hem met bijbetaling in te ruilen voor een rode Fiat 850 coupé met een Abarth-motor. ‘Mijn vader hielp me bij het bekijken en kopen. De bevrediging van loon krijgen en sparen voor iets was heel groot.’

In diezelfde zomer tussen zijn tweede en derde jaar op Homestead begon Jobs marihuana te roken. ‘Ik was die zomer voor de eerste keer stoned. Ik was 15 en begon regelmatig wiet te gebruiken.’ Op een gegeven moment vond zijn vader een beetje wiet in de Fiat van zijn zoon. ‘Wat is dit?’ vroeg hij. Jobs antwoordde rustig: ‘Dat is marihuana.’ Het was een van de weinige keren in zijn leven dat hij zijn vader echt kwaad zag. ‘Dat was de enige echte ruzie die ik ooit met mijn vader heb gehad,’ vertelde hij. Maar weer legde zijn vader zich bij de wil van zijn zoon neer. ‘Hij wilde dat ik beloofde dat ik nooit meer wiet zou nemen, maar dat wilde ik niet beloven.’ In zijn vierde jaar rommelde hij wat met lsd en hasj en verkende hij de geestverruimende effecten van slaapgebrek. ‘Ik begon wat vaker stoned te worden. En we namen af en toe wat lsd, gewoonlijk ergens buiten of in de auto.’

Ook bloeide hij intellectueel op gedurende zijn laatste twee jaar op high school en stond hij op het snijpunt, zoals hij het zelf begon te zien, tussen hen die zich in de elektronica onderdompelden en hen die helemaal in de literatuur en andere creatieve vakken zaten. ‘Ik luisterde veel naar muziek en ik begon meer te lezen dan alleen maar wetenschap en techniek – Shakespeare, Plato. Ik vond King Lear geweldig.’ Andere favoriete werken waren Moby Dick en de gedichten van Dylan Thomas. Ik vroeg hem waarom koning Lear en kapitein Ahab, twee van de koppigste en meest gedreven figuren uit de wereldliteratuur, hem zo aanspraken, maar hij ging niet in op het verband dat ik legde en ik liet het er verder bij. ‘In mijn laatste jaar volgde ik een geweldige cursus Engelse tekst en literatuur. De leerkracht leek op Ernest Hemingway. Hij nam eens een stel van ons mee voor een tocht op sneeuwschoenen door Yosemite National Park.’

Een bepaalde cursus die Jobs volgde, zou tot de overlevering van Silicon Valley gaan behoren: de elektronicalessen van John McCollum, een voormalige loods van de marine die met de flair van een toneelspeler zijn studenten enthousiast kon maken met trucjes als het laten vonken van een Tesla-transformator. Zijn voorraadkamertje, waarvan hij de sleutel uitleende aan zijn favoriete leerlingen, lag vol transistors en andere onderdelen die hij ergens op de kop had weten te tikken. Hij had als een echte Mr. Chips [een inspirerende leraar, naar romanfiguur uit de jaren dertig] het vermogen om theorieën over elektronica duidelijk uit te leggen, die in verband te brengen met praktische toepassingen, zoals hoe je weerstanden en condensators serieel en parallel moest verbinden, om dan die kennis te gebruiken om versterkers en radio’s te maken.

Het lokaal van McCollum bevond zich in een soort schuur aan de rand van de campus, naast het parkeerterrein. ‘Hier was het,’ zei Jobs terwijl hij door het raam tuurde, ‘en hiernaast werd een cursus over autotechniek gegeven.’ De tegenstelling benadrukt de verschuiving van de belangstelling tussen de generaties. ‘Volgens mijnheer McCollum was de elektronicacursus de nieuwe autocursus.’

McCollum geloofde ook in militaire discipline en respect voor gezag. Jobs niet. Zijn aversie tegen autoriteit was iets wat hij niet langer probeerde te verstoppen en hij nam een houding aan waarin een koppige en soms eigenaardige concentratie samenging met afstandelijke opstandigheid. ‘Gewoonlijk zat hij in een hoek iets voor zichzelf te doen en wilde hij eigenlijk weinig of niets te maken hebben met mij of de rest van de groep,’ vertelde McCollum later. De sleutel van zijn voorraadkamertje gaf hij Jobs nooit. Op een dag had Jobs een onderdeel nodig dat niet voorradig was, en dus belde hij met een collect call met de fabrikant, Burroughs in Detroit, en zei dat hij een nieuw product aan het ontwikkelen was en dat onderdeel daarvoor uit wilde proberen. Het kwam als luchtvracht een paar dagen later aan. Toen McCollum vroeg hoe hij het te pakken had gekregen, vertelde Jobs – met uitdagende trots – over het telefoontje en het verhaal dat hij had opgehangen. ‘Ik was woedend,’ vertelde McCollum. ‘Dat was niet de manier waarop mijn leerlingen zich van mij mochten gedragen.’ Jobs antwoord was: ‘Ik heb het geld niet voor dat telefoontje. Zij hebben geld zat.’

Jobs volgde McCollums lessen maar één jaar in plaats van de maximale drie jaar. Als een van zijn werkstukken maakte hij een apparaat met een fotocel die een elektrische stroom afgaf als er licht op viel, iets wat iedere leerling op een high school die de bètarichting volgde, kon. Hij was echter veel meer geïnteresseerd in lasers, waarover hij van zijn vader had geleerd. Met een paar vrienden maakte hij muzieklichtshows voor feestjes door laserstralen op spiegels op zijn stereo te laten weerkaatsen.

Steve Jobs de biografie
titlepage.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_000.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_001.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_002.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_003.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_004.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_005.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_006.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_007.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_008.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_009.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_010.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_011.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_012.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_013.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_014.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_015.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_016.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_017.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_018.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_019.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_020.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_021.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_022.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_023.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_024.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_025.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_026.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_027.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_028.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_029.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_030.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_031.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_032.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_033.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_034.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_035.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_036.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_037.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_038.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_039.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_040.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_041.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_042.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_043.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_044.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_045.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_046.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_047.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_048.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_049.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_050.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_051.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_052.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_053.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_054.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_055.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_056.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_057.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_058.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_059.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_060.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_061.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_062.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_063.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_064.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_065.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_066.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_067.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_068.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_069.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_070.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_071.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_072.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_073.xhtml
Steve Jobs de biografie_split_074.xhtml